Wie een boom plant, plant hoop

30 januari 2024
Peter Menten
Peter Menten & Sam De Reycke

Sam De Reycke, de man achter de firma SDR Bosbouw uit Oudenaarde, bezielt het bedrijf dat al vijfendertig jaar actief is in de bos- en houtsector. Hij trad in 2017 in de voetsporen van zijn schoonvader Johan en bouwde de activiteiten uit tot bomen planten, snoeien en het onderhoud van grote domeinen en bossen. In de afgelopen jaren bouwde hij een ervaring op die hem in de sector een stevige reputatie opleverde. Menige collega uit de sector werkt met hem samen voor het planten, snoeien, maaien, hakselen, ontginnen en opnieuw plantklaar maken van bossen. Het werd een lang gesprek dat tevens een tipje van de sluier oplicht in verband met het bosbeheer en alles wat met ons bomenbestand te maken heeft.

In de voetsporen van schoonvader

In 2017 startte Sam in bijberoep met SDR om drie jaar later fulltime zelfstandig te worden. Voorheen werkte hij om den brode als vertegenwoordiger in sanitair materiaal, maar de passie voor landbouwmachines liet hem niet los. ‘Van mijn zestien jaar was ik al Manitou-chauffeur op de Werktuigendagen in Oudenaarde, dus het moest er eens uitkomen. En in 2020 was het zover’, begint Sam zijn verhaal.

In de jaren ‘90 was Sams schoonvader in bijberoep al bezig met bomen. Toen lag de focus op de aanplant van populieren, de gemengde bossen zijn er pas later bijgekomen. De opdrachtgevers waren voornamelijk particulieren en boomhandelaars. Een groot gedeelte van het werk speelde zich in het Waalse Gewest af. In 2020 was de voornaamste activiteit van SDR het aanplanten van bossen en de populierensnoei, een heel gespecialiseerde branche.

Populieren- of gemengde bossen?

SDR werkt op dit moment veel voor de Bosgroep, voor houthandelaars, voor de provincie en voor privé-eigenaars. Herbebossing vormt nog altijd de hoofdmoot, al komen er op verschillende plaatsen nieuwe bossen bij. Een deel van het werk gebeurt in opdracht van andere collega-bosbouwers.

Sam De Reycke: ‘Wat wij nu planten, zijn gemengde bossen: eik, linde, boskers, esdoorn, beuk … Kortom, alle inheemse soorten. We werken met gemiddeld vijf soorten bomen door mekaar. Bij gemengde bossen is het de bedoeling om snel bos te vormen en is er geen economisch doel. Alles wordt op 2 tot 2,50 meter geplant en na tien tot vijftien jaar wordt er uitgedund. De bedoeling van dicht te planten is om bomen te krijgen die recht naar boven groeien en om struikvorming te verhinderen. Na pakweg tien tot vijftien jaar worden de minst mooie er uitgehaald zodat de toekomstbomen meer ruimte en licht krijgen om door te groeien. Aan de randen van die bossen is er een overgang met struiken voorzien om langzaam over te gaan naar de graszones. De struikkanten worden in principe vrij gelaten in hun groei.’

GreenTechPower: ‘Wie zijn dan die privé-eigenaars?’

Sam: ‘Dat is een heel divers publiek, daar is niet één lijn op te trekken. We hebben bosaanplanten van bijvoorbeeld 300 bomen en dat kan gaan tot grotere bossen. Als je hier in de streek al één hectare in één stuk kunt aanplanten dan heb je al een groot bos.’

GTP: ‘Wat maakte dat jouw schoonvader destijds hier begonnen is met bosbouw?’

Sam: ‘Hij werkte fulltime bij houtzagerij DDS in Oudenaarde, net als een deel van zijn familie. Zo is het er met de paplepel ingegeven hé. Voor ik zelfstandig was, ging ik in de weekends vaak mee bomen planten. En dan gaat het snel: je koopt een machine die dan vervolgens meer moet renderen en zo zit je erin voor je het doorhebt. En dan moet je kiezen: stoppen of er volledig voor gaan. Die laatste keuze heb ik in 2020 gemaakt.’

GTP: ‘Je schoonvader begon ongeveer dertig jaar geleden, zijn er dingen veranderd?’

Sam: ‘De planttechniek op vlak van machines is iets veranderd, maar de basis is gebleven. Wat sterk veranderde, is hoe mensen naar het bos kijken. Destijds was populieren planten, kappen en opnieuw planten en kappen een gewone cyclus zoals je landbouwgewassen teelt. Alleen over een langere periode. Als er nu een canadabos gekapt wordt, is dat een groot probleem voor de meeste mensen. En als we een bos planten achter een rij huizen, dan is het ook een probleem. Wanneer we bebossing doen van een maïsakker naar een bos, dan komen de mensen klagen dat hun zicht weg is.’

‘De bescherming van de jonge planten tegen het wild is veel veranderd. Dat heeft deels te maken met de prijs van het plantgoed die sterk toegenomen is. Er zijn nu veel meer reeën dan een goede tien jaar geleden en we hebben nu meer wild- en vraatschade van die dieren. Dat heeft tot gevolg dat er steeds wildbescherming rond die boompjes moet komen en dat drijft de kostprijs natuurlijk op. Een nieuwe tendens is dat het materiaal van de wildbescherming bio-afbreekbaar moet zijn. Om de prijs te drukken wordt er dan niet meer vlakdekkend (2 tot 2,50 meter) geplant, maar in cirkels, ook ‘kloempen’ genoemd van 30 tot 50 bomen om er dan uiteindelijk 1 tot 3 mooie over te houden.’

Het dagboek van een bomenplanter

‘In het voorjaar is de prioriteit om de aangelegde bossen vrij te stellen: klepelmaaien en bosmaaien op bepaalde plaatsen zodat de boompjes niet platgetrokken worden door kleefkruid en bramen. Daarnaast vul ik aan met het opruimen van eventuele voorjaarsstormschade in parken en tuinen. Een boomkapper komt niet voor drie of vijf bomen, dat is niet de moeite. Ik wel. Ik heb een hakselaar van zestig bij veertig en een containerhaaksysteem. Ideaal voor dit soort jobs die ik tussendoor kan doen. Dat gebeurt tot aan de zomer en dan beginnen we met de zomersnoei.’

April-juni is de kalmste periode, daarna begint de populierensnoei. Een populier moet drie keer gesnoeid worden in zijn twintigjarig levensbestaan. Bij de eerste snoei (vier tot vijf jaar) zorg je dat hij een correcte vorm krijgt, de tweede keer (acht jaar) gebeurt hoger. De derde snoei is na twaalf jaar. Populieren snoeien heeft enkel een economische reden. Als je voor juli begint te snoeien krijg je waterscheuten. Zodra de sapstroom begint te verminderen groeit de wonde nog dicht zodat ze volgend jaar volledig weg is. Sam snoeit in principe van begin augustus tot midden oktober. De sapstroom van de boom is het sterkst in het voorjaar. Naar de herfst valt die weer naar beneden. Als de sapstroom begint te zakken valt de groei stil en kunnen de wonden niet meer dichtgroeien. De zomer en nazomer is dus een goeie periode om de fijnsnoei te doen. Voor echt drastisch snoeiwerk moet je de winterslaap afwachten.

Sam start begin september met het opruimen van terreinen (restanten van stormschade, zomersnoei, verwijderen van bomen en hagen, bouwrijp maken van terreinen enzovoort) en de voorbereiding om te planten. Het effectieve planten start vanaf 15 november.

Vanaf 15 november tot einde maart is het continu planten. Hoe meer de boom in rust is, hoe beter om erna terug aan te slaan. De laatste jaren krijgen we in februari voldoende regen waardoor de kans dat alles in groei geraakt groter wordt. Het hangt van de grondsoort af wanneer het planten kan beginnen. SDR zit in zijn werkregio met verschillende grondsoorten waardoor het een lang plantseizoen kan aanhouden. En hier groeit alles: rijke grond, veel vocht.

Sam: ‘In het Waasland wil ik voor eind februari weg, anders wordt het daar te droog en te doorlatend. Om diezelfde reden kun je daar dan weer snel beginnen planten na regenweer. In de winter vul ik verder aan met snoeiwerken, meestal met andere onderaannemers. Iedere winter zit ik op de golf van Oudenaarde een paar weken met een vaste snoeier, een klimmer en een grondman. Ook in die kasteelparken zit ik met een vaste klimmer. Elke klimmer heeft zijn specialiteit: de ene is sterker in het grovere werk of het demonteren, de andere is meer boomchirurg.’

Tussen de vaste werken door is Sam terug te vinden op grotere en minder toegankelijke domeinen. ‘Ik heb eigenlijk al het materieel om op kleine oppervlaktes grote werken te doen. Ik heb zo een klant met een domein van vijftig hectare hier in de buurt. Dat zijn allemaal kleine baantjes waar ik met mijn containersysteem net in kan, maar waar allemaal grote bomen staan die moeten onderhouden worden. Dus waar groot materieel vereist is. De eerste dunning in bossen doe ik ook.’

De groei van de populier

Na vier à vijf jaar gebeurt de vormsnoei. Op acht jaar wordt de stamhoogte opgetrokken naar vijf meter, en na twaalf jaar krijgt hij zijn definitieve hoogte van pakweg acht meter. We spreken hier van blote stam, dus de boom kan ondertussen al uitgegroeid zijn tot vijfentwintig meter. De eerste acht meter van een volwassen populier is voor export, de volgende voor de zagerijen in België (meestal voor palletten) en wat daar nog bij komt is biomassa. Die eerste acht meters worden afgerold voor de multiplexindustrie. Andere verwerkers sturen het restant naar de papierindustrie in Virton en versnipperen wat eventueel nog overblijft.

Bij de niet-commerciële aanplantingen wordt er soms gesnoeid op vraag van bepaalde klanten of na een storm. Hier gaat het over langlevende bomen en de economische waarde speelt hier geen rol.

GTP: ‘Je werkgebied gaat tot tegen Frankrijk. Kunnen we daar nog iets van leren op vlak van bosbeheer?’

Sam: ‘De Franse overheid beschermt haar bossen met een streng beheersplan en wil enkel natuurlijke verjonging. De boom zaait spontaan uit, er komen scheuten en er mag maar een vastgelegd aantal bomen in een bos gekapt worden zodat dat altijd in evenwicht blijft. Die bossen worden nooit kaalgekapt. Een hardhouten bos daarentegen wordt gedund en zo wordt er met natuurlijke verjonging gewerkt. De meeste bossen die in Frankrijk geëxploiteerd worden, zijn van de overheid zelf. Ze worden gerund met strenge eisen en een heel consequent beleid erachter. Daar zie ik geen probleem van kaalslag. Waarikweleengevaarinzie–endatisdanbijons–isdatdebeuken doodgaan door de warmte. Als je hier in een bos loopt bij 40°C, dan zie je de beuken zo doodgaan. Hetzelfde verhaal doet zich al jaren voor met wilde kastanjelaars en notelaars, meestal in tuinen. Gazon boven de wortels van een notelaar bijvoorbeeld vormt een probleem: al het water moet mooi kunnen infiltreren. Notelaars zijn ook zeer gevoelig als de grond waar ze in wortelen gecompacteerd geraakt.’

Disc-trenchen

Sam: ‘Bij de aanplant disc-trench ik de grond. Dit betekent dat ik de bovenste strooisel- of graslaag plag vooraleer ik het plantgat maak. Het is een extra bewerking, maar het zorgt er wel voor dat de nieuwe boom als het regent onmiddellijk het vocht kan oppakken en geen concurrentie krijgt van de mogelijke graszode of zure bovenlaag bij de start. Wanneer het op een houtmulchlaag regent, sijpelt dat omzeggens niet door. Op de blote aarde wel.’

‘Vaak moeten we aanplanten in naaldbossen. Die hebben een heel zure bovenlaag en die moet er eerst af. Voor deze voorbereiding bij het planten reken ik geen meerprijs, maar zo heb ik meer garantie dat de boom aanslaat. Na het trenchen boor ik de gaten in de blote aarde. De plantputten kan ik dan vullen met de losse aarde die bij het disc-trenchen is losgemaakt. Als je enkel boort, heb je steeds aarde tekort in het plantgat. Wanneer je gewoon een plantgat boort in een bos waar er pas gebosfreesd is, dan heb je enkel snippers van de frees en als je deze in je plantput doet is het 100% zeker dat de boom niet groeit. Ik doe doorgaans de twee bewerkingen.’

‘Vanaf 1,50 meter plantafstand tussen de rijen kan ik disc- trenchen. Zelfs als ik bijvoorbeeld tussen de bramen moet planten ga ik er eerst eens doorrijden met de trencher en kan ik planten. Ik hoef niet te frezen op voorhand. Bij het planten in naaldbossen, op zandgrond en bij het planten in grasland zorgt deze methode voor een betere startgroei bij de boom.’

GTP: ‘Als je gemengd bos moet aanleggen bij een particulier, wie is dan de initiatiefnemer? Want in de meeste gevallen plant je een boom voor het nageslacht.’

Sam: ‘Meestal werk ik samen met de eigenaar iets uit wat in de toekomst tot een mooi bos kan uitgroeien. Er wordt altijd naar de bodemeigenschappen gekeken in combinatie met wat de eigenaar wil. Ik krijg vrij veel vrijheid bij het bepalen van wat er komt. Bij een gemengd bos ga je bijvoorbeeld in een nattere hoek zwarte els zetten. Heb je graag wat zicht en een bloempje, dan wisselen we af met boskers. We zetten altijd inheems plantsoen, dus vullen we aan met eik en linde én werken we in blokken. We combineren meerdere soorten om de ziektedruk te minimaliseren. We hebben nu last van de essenziekte. Binnen vijftien jaar is er misschien een andere soort die vatbaar wordt. Vandaar de spreiding. Er is op dit moment veel herbebossing omwille van de letterzetter. En niet zelden wordt een commercieel gerooid bos herbebost tot een gemengd bos. Of de mensen kunnen advies vragen bij de Bosgroepen en die maken dan een plan en een stuklijst op.’

Sam: ‘In sommige gevallen moeten we bossen gaan aanleggen op vruchtbare akkergrond en dat geeft een dubbel gevoel. Bos moet bos blijven, en je kunt ook bossen vermeerderen door twee stukken aan elkaar aan te sluiten bijvoorbeeld. Geregeld zie je bossen aangelegd worden op plaatsen waar je je vragen kunt bij stellen. Ik zit vaak in Wallonië in de streek van Boussu waar de grond niet zo vruchtbaar is. Landbouw is daar omzeggens niet mogelijk, dus daar kun je makkelijk 200 hectare bos aanplanten. Daar liggen nu vele hectares gewoon braak. Zo zie ik vruchtbare landbouwgrond opgaan in bossen en op andere plaatsen braakliggende, weinig vruchtbare landbouwgrond gewoon zonder bestemming liggen. Van die laatste zouden perfect bossen kunnen worden gemaakt. Op dat vlak zou een centraal coördinatiepunt veel kunnen bijbrengen.’

Lokaal bosbeheer

Sam: ‘De consument heeft er blijkbaar geen probleem mee om afrormosia uit Afrika te halen. Maar als hij hier een boom ziet kappen, dan gaat hij op zijn achterste poten staan.’

‘In Noord-Frankrijk is men bezig populierenhout te verduurzamen: ter plaatse geplant, gekweekt, geoogst, verwerkt en vermarkt. En zo ontstaat er een circulair boombeheer waarin opnieuw geplant wordt en de cyclus zich kan herhalen. Dat vormt een lokale economie. En er moeten echte natuurbossen blijven, afgewisseld met bossen om hout te kweken. Bosbouw voor commerciële doeleinden kan – als we het doen zoals in Frankrijk – best ecologisch zijn.’

GTP: ‘Kun je dat planten automatiseren?’

Sam: ‘Ik heb zo’n boor achter de trekker met drie units. Deze kunnen hydraulisch van twee tot vijf meter werkbreedte versteld worden en ze kunnen in driehoeksverband werken. Die gebruik ik nu enkel voor bebossing. Herbebossing doe ik met een gewone handboor met benzinemotor. Door te disc-trenchen boort het veel makkelijker. Ik boor circa 45.000 tot 50.000 gaten per jaar. Bij populieren boren we met zes diameter op één meter diep, maar dat gebeurt meestal met de boorkop op de trekker.’

‘Ik heb daarnaast ook nog een boorkop op mijn minigraver en een Rabaud-boor op mijn trekker om populieren te planten. Deze laatste is eerst smal om door te boren en dan breed om losse aarde te maken. Op deze manier staat de plant in losse en niet versmeerde grond. Voor zover ik weet, zijn wij de enigen die zo werken. En sinds we zo werken, hebben we geen uitval meer in populieren.’

Juiste keuze van plantgoed bepaalt het succes op hergroei

Sam: ‘Er zijn tientallen soorten bomenrassen in functie van de grondsoort. Ik had vorig seizoen 500 bomen uitval op de 50.000, dus dat valt best mee. Water geven is bij grote oppervlaktes niet mogelijk, dan is het beter om te herplanten. Het is belangrijk om het plantgoed én het terrein op voorhand goed te bekijken. Een boskers op natte grond bijvoorbeeld gaat dood. Dan moet je daar andere soorten zetten. Daarin maken wij met onze ervaring het verschil.’

‘Bij het transport moet je heel veel zorg voor het plantsoen dragen. De wortel moet vochtig blijven en moet zonlicht en wind mijden. Ik koop alles bij Sylva in Waarschoot omdat ik daar de beste resultaten en service heb.’

Bescherming van de jonge aanplant

‘Vroeger had je konijnen, maar die zijn er bijna niet meer. Daar volstonden netjes van tachtig centimeter hoog of boomspiralen. De grootste bedreiging voor jonge bomen zijn tegenwoordig reeën.

Ze eten de toppen uit de boom en in plaats van een boom krijg je een struik. Om de bomen hiertegen te beschermen zijn er drie oplossingen:

  1. Dubbelmazige netjes die heel wat duurder zijn, met een acaciapaaltje van 1,50 meter dat het net en het boompje rechthoudt. Dat vraagt meer tijd bij het planten. Heel arbeidsintensief dus.
  2. Een kunststofkoker met daaraan een acaciapaaltje. Dat schuif je over het boompje.
  3. Een ronde buis die biologisch afbreekbaar is met afbreekbare spanbandjes en een acaciapaaltje. Die is ontwikkeld in Engeland en zit nog in de pilootfase.

Bij populieren wordt er met rolkokers gewerkt die dan toegeniet worden. Of collectieve wildbescherming zoals een ursusdraad van 1,80 meter rond een bos. Schapenwol rond een boom werkt ook heel doeltreffend. Reeën blijven hier weg. Een andere optie is groter plantgoed gebruiken, maar dat slaat veel moeilijker aan en is veel arbeidsintensiever. SDR plant bij voorkeur met de maat 80-120 centimeter.’

Plantmethodes

Sam: ‘Er worden nu meer bomen geplant dan pakweg vijf jaar geleden. Al die door de letterzetter aangetaste bossen in het Waasland worden vervangen door gemengde bossen. Verder worden er veel populierenbossen omgezet naar gemengde bossen. En er wordt veel bebost vanop nul. Bosranden bouwen we op met heggen, met veel soorten planten door mekaar.’

‘De nieuwe techniek is het planten in kloempen of cirkels: ik maak met mijn kraan een cirkel van acht meter vrij en daar planten we cirkels van dertig tot vijftig bomen van één op één meter. Dan rijden we twintig meter verder en maken we de volgende achtmetercirkel. Tussen de cirkels laten we natuurlijke verjonging haar werk doen. In de cirkel laten we op termijn dan één tot drie bomen doorgroeien, de rest gaat weg. Vaak wordt dit gedaan in bestaande oudere bossen en maken we de cirkels in open plaatsen. De eerste jaren vraagt deze manier van (her)bebossing wat aandacht, maar ik heb projecten van zes jaar geleden en daar zie je dat die bomen goed gegroeid zijn. De overheden kiezen voor cirkelplanten omdat deze manier van werken goedkoper is: minder bomen per hectare.’

Ook interessant voor jou