Veel ondernemers worden geconfronteerd met klanten die de factuur niet betalen. Op het moment dat de rekening betaald zou moeten worden, komen ze aandraven met allerlei excuses om dit toch niet te moeten doen. Met als gevolg dat de ondernemer lang op zijn centen kan wachten. De wetgever probeert hier iets aan te doen, recent nog door aanpassingen aan te brengen aan de regels inzake ‘inpandgeving’. Hopelijk wordt door deze wetswijzigingen de inpandgeving wat populairder!
Reeds in 2013 kwam er een vernieuwing tot stand aangaande het Pandrecht. Maar de uitwerking van deze nieuwigheden liet op zich wachten. Op1/1/2018 was het dan eindelijk zover en traden de nieuwigheden in werking. Bovendien kwam er in 2019 ook nog een extra aanpassing betreffende deprocedure voor de inpandgeving.
Een klant betaalt de rekening niet, een huurder betaalt zijn huur niet, een persoon betaalt u de lening niet terug die u hem gaf … Het komt allemaal op hetzelfde neer: wanbetaling!
Een mogelijkheid om zich tegen wanbetaling te wapenen is het in pand geven van een roerend goed. Het zogenaamde ‘pandrecht’ verleent aan de pandhouder (dit is de schuldeiser) het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald uit de bezwaarde goederen. Deschuldeiser kan dus een goed bijhouden van de pandgever (de schuldenaar), in afwachting dat deze laatste zijn schuld betaalt. De inpandgeving wordtbewezen door een geschrift dat de door het pand bezwaarde goederen, de gewaarborgde schuldvorderingen en het maximale bedrag tot beloopwaarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn nauwkeurig aanduidt. Het pandrecht kan een roerend lichamelijk goed zijn (gewone goederen zoals bijvoorbeeld machines, voorraden …) of een onlichamelijk goed (bijvoorbeeld intellectuele eigendomsrechten, aandelen …). En de pandovereenkomst kan worden aangegaan voor een bepaalde of een onbepaalde duur.
De vernieuwde wetgeving bepaalt nu ook dat een pand ‘bezitloos’ kan gebeuren. Dit houdt in dat het in pand gegeven goed niet meer moet worden overhandigd aan de pandhouder. De pandgever kan het goed dus gewoon bij hem houden. Dit brengt met zich mee dat ook een handelszaak in pand kan worden gegeven. Bovendien kan door deze nieuwe mogelijkheid de pandgever het goed gewoon blijven gebruiken en volstaat dus eencontractuele overeenkomst met betrekking tot de inpandgeving.
Vroeger was dit alles niet mogelijk en moest het pand effectief overgedragen worden aan de pandhouder. Dit maakte dat het pand toen niet echt ‘populair’ was. Dit is nu dus anders! We merken hier op dat de pandgever voor de bezwaarde goederen zorg dient te dragen. De pandhouder is gerechtigd om op ieder ogenblik de bezwaarde goederen te inspecteren.
Nieuw bij de inpandgeving is het zogenaamde ‘pandregister’. Dit register is noodzakelijk omdat sinds de nieuwe wetsregels een bezitloos pand mogelijk is geworden, zoals hierboven al werd vermeld. Dit pandregister maakt het mogelijk om de controle op het in pand gegeven goed uit te voeren. Concreet komt het erop neer dat elke pandhouder zijn pandrechten moet registreren in dit pandregister. Komen er later wijzigingen aan het pandrecht (bijvoorbeeld een beëindiging van het pand), dan moeten die eveneens in het pandregister worden opgenomen.
Bovendien brengt de registratie in het pandregister met zich mee dat het pandrecht aan iedereen ‘tegenstelbaar’ wordt. Dit betekent dat iedereen er kennis kan van nemen. Zo zal dus bijvoorbeeld iemand die het in pand gegeven goed wenst te kopen, in het pandregister kunnen kijken om erinformatie te vinden in verband met de inpandgeving. Deze kandidaat-koper zal alvast de rechten van de pandhouder moeten ondergaan. Het raadplegen van dit pandregister is eenvoudig en kan gewoon online gebeuren.
Hier kwam recent nog een aanpassing aan de regels. Betaalt de schuldenaar/ pandgever niet, dan moet hier een onderscheid gemaakt worden of deze pandgever al dan niet een consument is. Is de schuldenaar een consument (bijvoorbeeld een klant die niet betaalt), dan mag de pandhouder niet zomaar beslissen om het pand te verkopen. In dit geval moet de pandhouder zich tot de rechter wenden en hem de toestemming vragen om het goed te mogen verkopen.
Is de schuldenaar daarentegen een ondernemer, dan komt er eigenlijk geen rechter meer aan te pas. In dit geval kan de pandhouder het in pand gegeven goed verhuren of verkopen. Maar … hij moet hiertoe wel beroep doen op een gerechtsdeurwaarder. Is de pandgever niet akkoord met een verhuur of een verkoop, dan moet de pandhouder zich toch nog tot de rechter wenden. De nieuwe regels bepalen dat de pandhouder een aangetekende brief met ontvangstbewijs of een deurwaardersexploot als laatste aanmaning naar de pandgever moet sturen en dit 10 dagen voor de uitwinning. Tegelijkertijd kan de pandhouder het in pand gegeven goed in beslag laten nemen door een gerechtsdeurwaarder, zelfs indien het goed zich al bij iemand anders bevindt! Vroeger was dit niet mogelijk en kon de pandgever de goederen laten verdwijnen vanaf het moment dat hij een aanmaning kreeg van de pandhouder.
Na verloop van deze 10 dagen kan de pandhouder het goed ophalen om het te verkopen of te verhuren en dit zonder tussenkomst van een rechter. Is de pandgever hier niet mee akkoord? Dan moet hij zich tot de rechter wenden!