Heel wat openbare besturen hebben zelf hun brandhout door snoeiwerken of door houtkapbeheer in hun eigen bossen. Sommige aannemers krijgen door snoeiwerken veel hout bij elkaar en dat zet hen niet zelden aan om dit hout voor eigen verwarming te gebruiken. Tenslotte bespaart men op de aankoop van brandstof. Onder welke vorm men het hout thermisch verwerkt, hangt van de individuele eisen en omstandigheden af.
Als men de beide verwarmingsvormen – houtblokken of houtsnippers – voor installaties van 40 tot 70 kW vergelijkt, dan lopen bij een warmtevraag van ongeveer 57.600 kWh/jaar de investerings- en brandstofkosten zeer sterk uiteen. Kiest men voor een premium ketelbouwer die zijn installaties volgens de laatste emissienormen bouwt, dan moet men uitgaan van een prijs van 7.000 tot 11.000 euro voor een ketel die draait op brandhoutstukken en van 17.000 tot 21.000 euro voor een ketel op snippers. Daarin zit de technische randtechniek zoals bijvoorbeeld de toevoerinstallatie voor de snippers, maar de kosten voor de rookafvoer en de bufferopslag moeten er nog bijgeteld worden. Afhankelijk van het gewest kan er nog een subsidie komen, die de investering draaglijker moet maken.
De verschillen liggen vooral in de toevoer van de grondstoffen en in de werking. Brandhout heeft in gekliefde toestand een energiewaarde van ongeveer 1.500 kWh/rm* waar houtsnippers een gemiddelde energie-inhoud hebben van ongeveer 800 kWh/ srm**. Bij de hoger vermelde warmtevraag van 57.600 kWh/jaar geeft dit een brandstofbehoefte van 38 rm gekliefde houtblokken of 72 srm houtsnippers. (zie ook foto’s)
Als we naar de totale investering voor installatie en logistiek kijken dan zien we dat bij kleinere installaties onder 40 kW vermogen gekliefde houtblokken interessanter zijn als brandstof. De reden daarvoor is de lagere investeringskost voor de ketel en de zeer geringe operationele kosten. Bij grotere installaties met een vermogen van meer dan 70 kW ligt de zaak anders. Dit vermogenssegment wordt duidelijk beheerst door snipperhoutinstallaties. Door de hoger oplopende kosten worden hier nauwelijks houtblokkenketels aangeboden. Bij een verwarming op snippers is er minder ‘zorg’ nodig om de installatie draaiende te houden. Bij een juiste installatie en instelling werkt deze installatie zonder noemenswaardige nazorg. De gebruiker moet enkel de asbak leegmaken en de voorraad houtsnippers aanvullen. De bunker voor de snippers is een belangrijk aankoopcriterium. In de regel gaat men uit van 2,5 m3 per kW geïnstalleerd vermogen. De houtsnippers kunnen onder eender welke vorm gestockeerd worden. Belangrijk daarbij is dat de snippers vlot en machinaal geladen kunnen worden, zeker onder winterse omstandigheden. Een verharde ondergrond en afdak zijn een minimum: een investering dus die bij de installatie moet worden ingecalculeerd.
70 m3 heeft een moderne versnipperaar nog geen uur nodig. Als we kijken naar de eigen werkuren (voor klieven, stapelen, transport) dan hebben houtsnippers hier een heel duidelijk voordeel van meer dan 30% tegenover houtblokken.
Een installatie op brandhout heeft duidelijk minder plaats nodig. Toch is het ook wenselijk om hier een mechanische toevoer voor de houtblokken te voorzien. Houtblokken met de hand aandragen vraagt immers veel tijd en energie. Het hout in boxen aanvoeren is een oplossing. Velen schrikken terug voor verwarming met vast hout omwille van de hogere nazorg en het aanvoeren van het hout. Maar als de ketel en opslagruimte voor het hout voldoende groot en op mekaar afgestemd zijn, moet er maar eenmaal per dag tot zelfs maar elke derde dag na- of opgewarmd worden. In het hoofdseizoen, de winter dus, kan dit gaan van een- tot driemaal per dag. Het warmtebuffervolume, zo leert de ervaring, moet overeenkomen met het 14-voudige van de capaciteit van de verwarmingsketel. Bij een ketel op gekliefd brandhout heeft men het voordeel dat men het hout kan klieven waar het wordt gerooid en het vervolgens langs een zonnige en winderige wegrand kan stockeren. Nadat het voldoende is uitgedroogd (één tot twee zomers), kan het opgeladen en verstookt worden.
Bij het transport van houtsnippers moet men in de meeste gevallen investeren in extra logistiek om de installatie te vullen. De houtsnippers worden op voorhand naar een zonnige opslagplaats gebracht waar ze idealiter dwars tegen de windrichting in gestockeerd worden. Ideaal is een houtstockage vlak naast de aanvoer. De versnipperaar kan het hout dan na een droogtijd van één of twee zomers versnipperen en direct in de stock blazen. Bij de huidige, krachtige versnipperaars komen de kosten van versnipperen op enkele honderden euro’s. Voor een gemiddeld jaarverbruik van 70 m3 heeft een moderne versnipperaar nog geen uur nodig. Als we kijken naar de eigen werkuren (voor klieven, stapelen, transport) dan hebben houtsnippers hier een heel duidelijk voordeel van meer dan 30% tegenover houtblokken.
Bij de moderne, efficiënte houtvergassingstechnologie is een waterpercentage van minder dan 30% een must. 99% van alle storingen in een installatie zijn te wijten aan niet-passende snippers (vochtgehalte, kaliber). Los daarvan is de installatiekwaliteit belangrijk.
Beide verwarmingsvormen hebben met betrekking tot aanschaffingskosten, benodigde ruimte en werking hun voor- en nadelen. Het is belangrijk dat er niet enkel op de kwaliteit van het materiaal wordt gelet, maar ook op de ketel en de grootte (capaciteit) van de installatie. Welke installatie voor welke toepassing de betere keuze is, moet voor elk geval apart worden beslist. Dat hangt vooral af van de logistieke mogelijkheden om het hout of de snippers aan te voeren en de verbrande as af te voeren.
Over de periode van 1998 tot 2019 valt het volgende op. Houtsnippers zijn de goedkoopste grondstof, daarna volgen brandhout, pellets, aardgas een huisbrandolie. De eerste drie kenden de afgelopen jaren een vrij stabiele prijs, uitgedrukt in eurocent/kWh. Die van huisbrandolie schommelt sterk doorheen de jaren. Brandhout kost enkele percenten meer dan houtsnippers.
(Bron grafiek: Biomasseverband)