Als ondernemer koopt u uiteraard bepaalde goederen en materialen aan voor de werking van uw bedrijf. Als nu al deze aangekochte goederen naar behoren werken, dan is er geen vuiltje aan de lucht. Maar dat is spijtig genoeg vaak niet het geval. Wat staat er u te wachten indien u moet vaststellen dat uw pas aangekocht materiaal niet naar behoren werkt? Hebt u hier enig verweer tegen de leverancier? Wat zegt onze wetgeving hierover? Hoe gaat u best te werk in zo’n geval?
Zodra u overgaat tot de aankoop van een goed, doet u er goed aan om na te gaan welke garantie de leverancier u geeft. Er bestaat binnen onze wetgeving de ‘wettelijke garantie’ waarbij een particuliere koper steeds recht heeft op een garantie van twee jaar, voor tweedehandsgoederen is dat één jaar. Maar … voor deze wettelijke garantie is het opletten!
Volgens de ter zake geldende wetsregels – de Wet Consumentenverkoop – is het zo dat verkopingen gedaan door een professionele verkoper aan een consument extra ‘beschermd’ worden. Zo bepaalt deze wet dat een goed dat door de verkoper aan een consument geleverd wordt, in ‘overeenstemming’ moet zijn met wat koper en verkoper onderling zijn overeengekomen. Dit betekent dat het goed dat u kocht geacht wordt in ‘overeenstemming’ te zijn met wat u als koper met de verkoper afgesproken hebt, dat dit aangekochte goed wel degelijk voldoet aan de door de verkoper gegeven beschrijving. Dit goed moet dus geschikt zijn voor elk door de consument gewenst gebruik en het moet de kwaliteit bieden die voor goederen van dezelfde soort normaal is.
De termijn van deze ‘wettelijke garantie’ bedraagt twee jaar voor nieuw aangekochte goederen. Gaat het om tweedehands goederen dan bedraagt deze termijn zoals gezegd één jaar.
Verder heeft de consument het recht om van de verkoper een passende prijsvermindering, een herstelling, een vervanging of de ontbinding van de koopovereenkomst te eisen indien het goed dat hij kocht niet in overeenstemming is met wat hij als koper ervan mocht verwachten.
Belangrijk voor de toepassing van deze wettelijke garantie is dat het aangekochte goed gebruikt wordt voor privédoeleinden. Wordt het goed aangekocht bij een professionele verkoper door een koper die het goed beroepshalve wenst te gebruiken, dan is deze wettelijke garantie niet van toepassing. Ook bij verkopingen tussen particulieren geldt deze wettelijke garantie niet.
Als ondernemer bent u geen gewone ‘consument’, zodat bovenstaande wettelijke garantie geen toepassing vindt indien u koopt voor uw bedrijf. Maar ook bij aankopen tussen ondernemers is het noodzakelijk dat de leverancier een goed levert dat overeenstemt met datgene wat de koper
ervan mag verwachten. De koper doet er hier goed aan om, vooraleer hij de koop aanvaardt, na te gaan welke garantie de verkoper hem geeft. En wat deze garantie dan precies inhoudt. Een machine of enig ander goed dat stukgaat, zal hersteld of vervangen moeten worden. Om na te gaan wie dit gaat betalen, zal er moeten worden bekeken wat leverancier en koper overeengekomen zijn met betrekking tot de garantie.
Tussen ondernemers voorziet onze wetgeving niet in enige termijn van garantie. Zo zal de leverancier liefst geen of zo weinig mogelijk garanties willen bieden, terwijl de koper er natuurlijk wel wenst te bekomen. Om nu na te gaan of er enige garantie speelt in geval men te maken heeft met het stukgaan van een aangekocht goed, moet er gekeken worden naar het contract dat ondertekend werd ten tijde van de verkoop. Tussen ondernemers wordt de garantie onderling overeengekomen en meestal staan er hierover clausules op de bestelbon of op de achterzijde van de factuur. Daar staat wellicht vermeld hoelang de garantie loopt en hoe de koper moet optreden in geval van mankementen tijdens deze periode.
Ook voorziet onze wetgeving in de mogelijkheid om ‘dwaling’ in te roepen wanneer de koper een goed heeft aangekocht dat niet overeenstemt met wat hij ervan mocht verwachten. Dit betekent niet dat wanneer een zaak die men gekocht heeft niet voldoet, dit ook onmiddellijk een mogelijkheid is om de koop te vernietigen. Opdat de verkoop teniet kan worden gedaan op basis van ‘dwaling’ moet wel aan een paar voorwaarden worden voldaan. Zo moet de dwaling betrekking hebben op de zelfstandigheid van de zaak. Een kleine vergissing is dus niet voldoende.
Daarenboven moet de dwaling ‘verschoonbaar’ zijn. Dit houdt in dat een redelijk mens voldoende voorzichtig moet geweest zijn alvorens hij zijn toestemming geeft. Iemand die niet nadenkt en onmiddellijk met de koop akkoord gaat, moet er de gevolgen van dragen. De koper zelf mag dus niet nalatig geweest zijn. Het is de rechter die in de praktijk zal moeten oordelen of er bij de verkoop sprake kan zijn van een dwaling en of de overeenkomst nietig moet worden verklaard. Er wordt verwacht dat een redelijk mens voldoende voorzichtig is geweest alvorens hij zijn toestemming geeft.