De golf van Brasschaat, die in 1990 werd opgericht, loopt bij Stigg Eynatten en zijn familie al 30 jaar als een rode draad door hun leven. Stigg is de hoofdgreenkeeper van deze 9-holesbaan die mede door zijn vader werd opgericht. Het waren oorspronkelijk Zuid-Koreaanse vastgoedontwikkelaars die de 25 ha grote golfbaan op een braakliggend terrein lieten aanleggen. De baan werd ontworpen door de Belgische golfbaanarchitect Paul Rolin. Vorig jaar werd de Brasschaatse golfbaan, die achter een drukke woonwijk ligt, nog verkozen tot beste 9-holesbaan van België. Brasschaat Open Golf is er zowel voor de beginnende speler als voor de ervaren rotten.
Rond de driving range ligt er nog een kortere 9-holesbaan. Deze par 3 junior course is ideaal voor beginners en voor de kortespelpraktijk van de meer ervaren spelers. De driving range met 46 overdekte en verlichte afslagplaatsen en 2 verdiepingen is volgens de verantwoordelijken de grootste in het land.
De golf van Brasschaat, die is opgericht op wat ooit een gemeentelijk stort was, is ondertussen tot een zeer democratische club uitgegroeid: geen club voor de happy few, maar een die open staat voor leden en niet-leden en voor golfers en niet-golfers. Om golfspelen nog attractiever te maken, krijgen de inwoners van de gemeente een aanzienlijke korting als ze lid worden.
Stigg Eynatten: ‘Mijn vader wou van een deel van dit terrein eerst een soort woonzorgcentrum maken. Naar wat ik van hem gehoord heb, was dit moeilijk met vergunningen en zo en toen kwam het idee van een golfbaan op. Daar moest je destijds relatief weinig voor doen: je kon dan het terrein ophogen en alles wat er zat, mocht blijven zitten. Na het ophogen werd het terrein hier nog doorgezaaid en verder aangelegd naar de plannen van architect Paul Rolin. Rond dezelfde periode zijn ze ook met de appartementen hier vooraan begonnen. Mijn vader en zijn vennoot deden er destijds ook immobiliën bij. Zij lieten dan die blokken bouwen en dat is toen allemaal verkocht geweest. Mijn vader was een verzekeringsmakelaar, maar daarnaast ook een echte ondernemer die altijd iets moest kunnen opstarten. Een golfspeler was hij echter niet. De eerste pro die hier figureerde, speelde golf in Schotland. Die kwam naar mijn vader met het idee om er een golfbaan van te maken. Hun eerste clubhuis was een caravan. De club werd vrij snel opgestart want ze moesten vlug geld hebben om te kunnen beginnen. Zo kwamen de ene na de andere zich aansluiten en werd Brasschaat een gezellige club. Samen met Mr Park (Zuid-Koreaan) werd de boel hier in gang geduwd. Dat was de financier van in het begin. Mijn vader is in 1994 vrij plots gestorven en een jaar later heeft Hans Wilmink alles overgenomen van Park. Mijn moeder is hier dan aan de receptie blijven werken, mijn tante ook. Heel de familie heeft hier in fulltimeverband of als student meegedraaid op de golf. Manager Chantal Rudduck doet dit ook al sinds 1996.
Stigg: ‘Wij krijgen hier vooral beginners – we hebben altijd goede golfspelers gehad trouwens – en die stromen dan door. Als er potentieel in zit, dan zijn 9 holes snel te klein en willen ze door naar een 18-holesbaan. Heel vaak komen ze geregeld terug omdat de sfeer hier gewoon geweldig is. Het is ook altijd druk hier dus je moet goed op voorhand je starttijd reserveren. Met rond de 900 leden is het passen en meten om iedereen op zijn moment te kunnen bedienen. We zitten hier met de nodige concurrentie in de ruime regio en hebben vrij veel wedstrijden. Onze 9 holes zijn heel populair, die zitten altijd nokvol. Dat is op zich maar doorschuiven, dat gaat perfect. Met 18 holes is dat iets moeilijker te organiseren. Maar het aantal leden dat we nu hebben, dat is perfect hoor. En met die beginners, dat is plezant: een hele verscheidenheid aan mensen die van overal komen. We zien ook dat een heel deel van de leden echte groepjes gevormd heeft. Zelfs in het koudste van de winter treffen ze elkaar toch om weer te gaan spelen, of al is het maar om een balletje op de driving range te gaan slaan. Eens mensen gebeten zijn, dan blijven ze komen. Golfspelen is een sociaal gebeuren en zeker in zo’n kleine club. De golf is een ontmoetingsplaats voor mensen, eender van welke soort. We hebben hier wel al wat talent voortgebracht en vaak kiezen ze dan voor een andere club eens ze opgeleid zijn. Maar voor de sfeer komen ze af en toe wel terug.’
Stigg: ‘We hebben 2 opendeurdagen per jaar. Daaraan gekoppeld dan de start-to-golf, publiciteit in plaatselijke huis-aan-huisbladen enzovoort. Die opendeurdagen die trekken altijd veel volk en daar blijft zowat 25% van hangen. Die komen spelen of worden zelfs lid. We hebben op die momenten al een paar jaar op rij geluk gehad met het weer. De laatste jaren is dat opnieuw aan het boomen die nieuwe inschrijvingen. Goed weer houdt de mensen op het terras en zorgt voor een toffe sfeer. Dat motiveert mensen om samen iets te doen. Er is veel mond-aan-mondreclame, ze nemen eens een kameraad mee … en zo bouwen wij ons ledenaantal uit. Als beginner mag je hier ook de kleine baan op zonder lidmaatschap: dat kan hier. We zien dat hier veel jongeren een balletje komen slaan. Golf wordt meer en meer als een alternatief voor andere hobby’s gezien. De competitie wordt wat aangewakkerd en ze zijn vertrokken. Er zijn hier geen drempels zoals in sommige privéclubs.’
Vroeger was het golfterrein een dichtbegroeid stuk natuur. Naderhand werd dat opengetrokken om een soepeler spelverloop mogelijk te maken. Bepaalde waterpartijen zijn van poeltjes omgevormd tot volwaardige vijvertjes die een natuurlijke hindernis vormen tijdens het golfen. De vorm, de ligging en zelfs de samenstelling van het zand van een aantal bunkers is door de jaren heen veranderd, van een grove zandkorrel tot een fijnere en subtielere zandsoort. Maar de grootste verandering is wel de omschakeling van chemisch naar volledig biologisch terreinbeheer.
Stigg: ‘Voor onze tractoren en maaimachines hebben we twee vaste machinedealers met wie we al jaren vlot samenwerken. Met een van hen zelfs al meer dan 30 jaar! Zijn vader was goed bevriend met mijn vader en een generatie verder werken de twee zonen met elkaar. Voor het onderhoud zijn we met vier greenkeepers, ikzelf en nog drie. Twee jaar geleden waren we met zes, maar met de wissel van hoofdgreenkeeper is er niemand meer bijgekomen. Daarnaast is er nog een op pensioen gegaan, maar tussen mei en september komt die nog enkele uurtjes mee inspringen. In de zomer is dat soms te weinig, in de winter te veel. Met z’n vieren vormen we een hechte groep die voor de zaak gaat. Iedereen moet hier alles kunnen, we wisselen geregeld van job en dat maakt het natuurlijk ook gevarieerder. Alle medewerkers op de golf zijn ook al lang in de club, niet alleen in ons greenkeepersteam, maar ook aan de receptie, in het bestuur … De jongste in dienst is hier nu ongeveer drie jaar, de rest langer dan tien. Doordat we ook een relatief jong team hebben, kunnen we flexibeler met dingen omgaan. Zo is het nu ook makkelijker om heel het verhaal van de ‘green deal’ te verkopen en te implementeren met jonge mensen dan wanneer je zou aanlopen tegen routines hier en daar en constant compromissen zou moeten sluiten. Volledig chemieloos werken is toch eigenlijk een beetje een sprong in het diepe: niemand heeft een precies idee van wat er moet gebeuren, niemand weet wat je nu wel moet doen en wat niet, je wordt ook door leden aangesproken op dingen … Soms moet je iets uitproberen. Dat valt dan tegen en iedereen heeft het gezien. Dat is toch stresserend op momenten. Ik voel wel dat iedereen, leden én bestuur, achter ons staat op dat vlak. Het is een langetermijnvisie: je moet eerst iets bestaands – chemische bestrijdingsmiddelen – afbouwen, en dan vervangen door iets wat je nog niet kent.’
‘Eind september is het met de greens vrij snel wat minder beginnen gaan, dat was dan ons derde jaar. Ik ben toen naar de bestuursleden gestapt met de vraag hoe zij er tegenover stonden. Het is ook niet de bedoeling dat de leden gaan lopen. ‘Blijven verderdoen, je bent goed bezig’, was hun antwoord. Op de duur begon ik zelf al te twijfelen of het wel juist was wat we aan het doen waren. En als je daar nu op terugkijkt, dan merk je dat het gras aan het herstellen is. Je moet weten dat wij niet met een vaste adviseur werken en alles zelf moeten uitvissen. Voor een deel van de informatie vraag ik het advies van een van de vertegenwoordigers die hier komen. Die heeft ook zijn ervaring met voetbalterreinen en met hem kan ik eens brainstormen over mogelijke oplossingen, los van de producten die hij zelf verkoopt. We hebben altijd ons eigen ding gedaan, maar dat maakt ook dat je naar niemand kan wijzen als het tegenvalt.’
Stigg: ‘Ik ben nieuwsgierig van aard en probeer altijd heel veel uit. Soms heeft dat slechte resultaten en dan heb ik wat geleerd, soms pakt dat goed uit en is het probleem opgelost. Ik lees een en ander in de vakliteratuur, maar ben eerder een praktisch aangelegd iemand. En wat bij een ander werkt, werkt daarom nog niet bij jou, want elk terrein is anders. Hier kun je door de ondergrond van het terrein op bepaalde stukken niet diep prikken en moet je je tevreden stellen met een minder resultaat of moet je andere oplossingen zoeken. Op vlak van opleiding heb ik handel gevolgd en ik ben dan in de keuken beland. Daar heb ik me opgewerkt tot souschef. Toen de vier muren iets te beperkend werden, koos ik voor het terrein.’
Stigg: ‘Kleine dingen doen we zelf en na het seizoen doen we de machines voor onderhoud binnen bij onze twee dealers. Wij hoeven dan geen vaste technieker en wisselstukken te hebben en kunnen ons verlaten op een machine die in orde staat. Daardoor kunnen wij ons richten op dat waar de leden ons voor betalen: een perfect terrein. Op onze driving range hebben we wel wat tijd nodig om de balletjes te rapen en om te maaien en daar zijn we nu aan het kijken om te kunnen draineren. Omdat die driving range op het laagste punt van heel het terrein ligt, is dat geen evidentie. Je zou al pompen moeten gaan installeren. We wonen hier in een dichtbevolkte regio en dat geeft ook zijn beperkingen. Op bepaalde momenten mogen wij nog niet beginnen maaien en dat vraagt enig puzzelwerk met ons werkschema. Machines koop ik bij voorkeur bij onze vaste dealers en ik informeer mij bijvoorbeeld op beurzen zoals Agribex of bij collega-greenkeepers. Bestaande machines vervang ik na zoveel jaar door iets beters als het mogelijk is.’
Brasschaat heeft een vrij uitgebreid machinepark met onder andere een minigraver met de nodige bakken en hulpstukken die toch wat meer kan dan de gewone frontlader die vroeger in gebruik was. Verder hebben ze hier twee prikkers, een bezander, een doorzaaimachine, een grote blazer, een roller om de greens te rollen … Dat laatste is iets wat sterk geapprecieerd wordt door de spelers, want je kunt bij drukke periodes of wedstrijden al eens een maaibeurt overslaan door te rollen. Er worden geen machines ingehuurd of geleend.
Stigg: ‘Door deze flexibiliteit met bijvoorbeeld onze minigraver kunnen we onze bladeren en gras omzetten tot voedsel voor onze bomen. Dat verkleint dan weer de kost van ons afvaltransport. We kuisen iedere winter al onze bossen en met dit materiaal kunnen we her en der op een natuurlijke manier voeding bijgeven.’